Zaterdag 26 maart kon ik heel wat kilometers sprokkelen. Om 10u30 duwde ik het poortje van de oude steenbakkerij in de Kauwstraat open. De site is ondanks de kunstingrepen van afgelopen zomer nog steeds een eenzame plek, ik bedoel: het is er niet drukker of minder stil dan anders. Toch is er iets veranderd, het unieke gebouw is zijn mystieke kracht verloren. Zijn ziel is aangetast, doorgrond, zijn aanwezigheid is niet langer tijd- en functieloos. Desalniettemin slenter ik tot aan het takkenwerk van Bob Verschueren. Ik bedenk dat we een plan moeten uitwerken voor het onderhoud van het terrein. Nu de paarden hun biotoop gedwongen hebben verlaten, zal iets het gras in toom moeten houden... meer dan een paadje mag het niet zijn...
Het grijpt me niet, deze ontmoeting met de kunst in dit landschap. Ik wil hier weg. Niets houd me daar, zelfs geen wandelaar. Ik loop terug naar de straat en door het poortje naar de overkant. Ik daal af naar de poel en voel meteen de lente. Overstelpt word ik door geluiden en geuren. ik word aangetrokken door 1001 prikkels en voor ik het weet zijn we een uur later. Amper 2 kilometer heb ik gewandeld, maar het voelt als een kuur van dagen. Met tegenzin zet ik de klim naar het hoogste punt van Herzele in. Dat punt bevindt zich in mijn tuin. Niet veel later stap ik in de auto en begeef me naar Kerzelare waar mensen op me wachten om te wandelen. Ik neem ze mee van (Edelare)berg tot (Maarkebeek)dal en vertel het verhaal van de Vlaamse Ardennen, een verhaal dat 40 miljoen jaar geleden begon, een verhaal van water en wind, van Valerius De Saedeleer tafereeltjes, van holle wegen en getuigenheuvels, van een rozenkrans voor de zoete onze-lieve-vrouw, van bosanemonen en een solitaire boom. Deze eenzaat heeft zijn ziel niet verloren. De zon houdt ons gezelschap tot de laatste druppel van Adriaan Brouwer is opgedronken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten