Verkenning van een land-schap
dinsdag 14 september 2010
Land Art anno 2010
Zaterdag 11 september ging Arpia van start, een nieuw permanent hedendaags kunstproject aan de oude steenbakkerij in Sint-Lievens-Esse (Herzele). De organiserende vzw, die de steun geniet van het gemeentebestuur en Leader Vlaamse Ardennen, legt de nadruk op kunst MET landschap.
De kunstuiting van Arpia zou bij een onzorgvuldige classificatie wel eens terecht kunnen komen bij de Land Art. Strikt genomen klopt dat misschien wel, maar als we de representatieve Land Artobjecten uit de jaren 1960 en 1970 bekijken, hebben ze bijna niets gemeen met de kunst die Arpia wil brengen, tenzij dat de kunst in het landschap wordt geplaatst, en niet tussen muren. Het icoon van de Lart Art uit 1970 - Spiral Jetty van Robert Smithson – zou niet door de selectie van Arpia geraken omdat de impact van het kunstwerk op het landschap te groot is. Het eist de aandacht op en de omgeving dient alleen nog als canvas. Het is evenmin de bedoeling om een beeldenpark in het landschap op te trekken om de publieke open ruimte te verfraaien. Arpia zoekt naar een eerlijke dialoog tussen mens en natuur. Is de kunst die Arpia brengt nieuw of vernieuwend? Niet als men het kunstobject op zich bekijkt, en daar gaat het net om. Het object op zich is niet belangrijk, wel zijn relatie met de omgeving en de manier waarop het tot stand is gekomen. Professor dr. Em. Marc Antrop (UGent), een internationaal gerespecteerd expert op het vlak van landschapsanalyse, aanvaardde het peterschap van dit project omdat de transdisciplinaire aanpak ook kansen biedt voor het landschap. “Als dit kunstproject betekent dat mensen hierdoor anders naar het landschap gaan kijken, er meer respect voor krijgen, dan geniet Arpia mijn steun”. Antrops engagement heeft echter ook een engagement afgedwongen van de organiserende vzw: overleg tussen en over alle sectoren heen, zowel de ‘harde’ (wetenschap) als de ‘zachte’ (filosofie, kunst) sectoren. Daarom ook dat voor dit project de medewerking is gevraagd van de Hogeschool Gent en Universiteit Gent om een landschapsinventarisatie te maken. Het resultaat van deze analyse zal de komende jaren gebruikt worden om in het landschap op zoek te gaan naar plekken die een kunstwerk kunnen verdragen.
Volgens de regels van de natuur
Bob Verschueren (B), deelnemend kunstenaar van deze editie, vertegenwoordigt perfect de lijn van Arpia. Hij bestudeerde de regels van de natuur en past ze nu ook toe op zijn installaties. In Herzele bouwde hij een boog van takken die vanuit de bak van een afgedankte landbouwkar de aarde in duikt. Het bijzondere aan deze constructie is dat geen enkele nagel, spijker of touw is gebruikt om het geheel samen te houden. Tijdens de opbouw kampte Bob Verschueren met een krachtige storm. De boog heeft geen krimp gegeven omdat, volgens Bob, hij de regels van de natuur heeft gerespecteerd.
Bob Verschueren startte zijn artistieke carrière in de schilderkunst. Het is de kunst die hem tot de natuur heeft gebracht en niet omgekeerd. Nochtans benadrukt Verschueren dat hij geen fanatieke natuurliefhebber of voorvechter is, wel dat hij een bijzondere fascinatie heeft voor de natuur. Zijn eerste werk dat hij maakte in de natuur was ‘Wind Paintings’. Dit werk heeft zijn artistieke weg een wending gegeven. De wetten van de natuur zijn vanaf toen een leidraad geworden omdat ze, aldus Verschueren, aan de basis liggen van de kunst. Nadien heeft Bob Verschueren ook gepoogd om de natuurelementen van buiten naar binnen te brengen (in galeries en musea) om zo aan te mensen te tonen waar het in de natuur om gaat, en dat is niets meer of niets minder dan leven en dood. Zijn werk brengt de essentiële vraag van het leven naar boven, men legt een filosofische weg af. Door de dood te aanvaarden, gaat men meer van het leven houden, krijgt men ook meer goesting om te leven.
Bob Verschueren gaat nog een stapje verder in zijn visie: “Om het beste van de natuur te krijgen, moeten we eerst de natuur respecteren. Net zoals bij mensen, wie respect wil krijgen, moet eerst respect geven. Als mensen deze simpele regel zouden volgen, dan zou er geen oorlog zijn. Conflict begint waar respect eindigt.” Bob Verschuren noemt zichzelf een agnost, deze levensvisie garandeert hem dat alles wonderbaarlijk blijft. En het is deze blik op de natuur die hem bijvoorbeeld anders laat kijken naar afval en die hem de plaats van de mens in de natuur leert relativeren.
Bob Verschueren: “Hanteer je de regels van de natuur, dan ben je met magie bezig, je hebt poëzie nodig om alles uit te leggen. En dat is wat ik doe via de kunst. Het werk in Herzele bijvoorbeeld vertegenwoordigt de conflictueuze situatie die er heerst tussen mens en natuur. Er is een duidelijk aanwezig onevenwicht. Dit onevenwicht probeer ik met een beeld weer te geven. Ik heb het thema ook gebruikt voor een installatie in Finland. Een 23 meter lange tafel schiep de illusie van vergankelijkheid. We kunnen de natuur niet alleen beschouwen als ‘deugdzaam’, er heerst altijd een zekere negativiteit in. Ik wil af van het romantische beeld van een vreedzame natuur. We moeten realist zijn en aanvaarden dat die negatieve dingen deel uitmaken van de natuur. Het besef van het negatieve leidt naar respect. ”
Respect is net ook de kern van Arpia. Het is niet alleen de bedoeling de bezoekers via de kunst naar het landschap te laten kijken, dat ‘kijken’ leidt liefst ook naar zorg. Er wordt bovendien een engagement gevraagd van de kunstenaars. Het landschap moet meer zijn dan een canvas, het werk moet ermee in dialoog gaan en respect uitdrukken. Curator Luea Ritter drukt het als volgt uit: “We moeten openstaan voor andere invalshoeken en de vergankelijkheid van de kunst in dit project aanvaarden. De kunstwerken zullen evolueren, er schuilt een grote dynamiek in en dat maakt het net zo boeiend.” Het gebruik van zoveel mogelijk natuurlijke, ecologische of duurzame materialen is een vereiste. Op die manier kan kunst ook een bijdrage leveren aan de verbetering van de biodiversiteit. Het werk van Bob Verschueren bijvoorbeeld is een ideale schuilplaats voor vogels en insecten, het mos mag rustig zijn gang gaan en als de takkenboog na jaren helemaal opgaat in de natuur, dan zal dat onopgemerkt en volgens de regels van de natuur gebeuren.
Praktisch
Locatie: Oudesteenbakkerij, Kauwstraat 103, Sint-Lievens-Esse
Buitententoonstelling: werken van Bob Verschueren (B), Maarten Vanden Eynde (B), Marie-Hélène Elleboudt (B), Kari Joller (CH) en Agnes Meyer Brandis (D). Permanent toegankelijk vanaf 11 september 2010.
Binnententoonstelling: de Arpia filosofie geïllustreerd aan de hand van quotes, foto’s en mindmaps. Open op 18,19, 25 en 26 september (11u tot 17u)
Kaderprogramma:
Elk weekend rondleidingen en landschapswandelingen
25 september: nocturne met avondbuffet in de oude ringoven, vioolconcert van Dominica Eyckmans en lezing van kunstcriticus John Grande.
13 oktober: Arpia geeft een workshop op Green Work(s), een Europees congres van VLM rond biodiversiteit
4 november: lezing van Han Lörzing (Nederlands landschapsarchitect en planner)
10 december: lezing van Prof.dr.em. Marc Antrop
Meer info:
0487-90 63 1é – info@arpia-art.be - www.arpia-art.be
maandag 28 juni 2010
Arpia kunst met landschap
dinsdag 11 mei 2010
Kompas Camping in Oudenaarde gaat dicht
vrijdag 23 april 2010
Erfgoeddag in Velzeke
Hoe fake kan erfgoed zijn? Op zondag 25 april probeert Vlaanderen daar een antwoord op te formuleren tijdens Erfgoeddag. Het Provinciaal Archeologisch Museum in Velzeke neemt elk jaar deel aan deze succesvolle publieksdag rond cultuur en erfgoed. Ook dit jaar wordt opnieuw ingespeeld op het algemene thema. Deze editie komt al wat 'Fake' is aan bod. In Velzeke vertaalt zich dat in echte of fake juwelen. De bezoeker kan er naar een tentoonstelling over echte Romeinse juwelen, maar ook live de productie van replica's meemaken.
In 'te bot of niet te bot' vertelt een archeoloog wat men te weten kan komen uit de analyse van menselijke beenderen. De leeftijd en het geslacht van de overledene bijvoorbeeld, maar ook het ziektebeeld waaraan hij of zij is gestorven.
Kan het nog faker dan een oldtimer rondrit met tweewielers, auto's en tractoren. Is een oldtimer erfgoed? En is het al 'echte' oldtimer wat blinkt? Het pam werkt samen met de 4de Ronde van Vlaanderen voor Oldtimers met een rit van en naar Oudenaarde.
In het kader van de week van de amateurkunsten komen coverbands het beste van zichzelf geven.
Meer info: www.pam-velzeke.be, Tel: 09-360 67 16
Provinciaal Archeologisch Museum Velzeke
van 10.00 tot 18.00 uur
Paddestraat 7, Velzeke (Zottegem)
woensdag 3 maart 2010
Landschapswandeling Edelareberg
Wie vanuit Oudenaarde dat mooie landschap te voet wil verkennen, loodsen we graag mee naar Edelareberg, een plek waar we een geologisch, religieus, cultuurhistorisch, ecologisch en esthetisch verhaal kunnen vertellen over de Vlaamse Ardennen...
Praktisch:
Start van de wandeling: Oudenaarde Administratief centrum, Tussenmuren.
Afstand: 9,6 km
> 10 % onverharde wegen
Handig: verrekijker, laarzen of stevige wandelschoenen
Plan beschikbaar op Routeyou
Scheldebocht
De tocht vertrekt stroomopwaarts langs de Schelde, weg van het stadscentrum. Net voorbij de brug neem je het pad langs de spoorweg of volg je een onverhard paadje in het natuureducatief park ’t Spei. Dit ‘nieuw’ ingericht landschap lag vroeger aan de andere oever van de Schelde. De rivier maakte hier immers een grote bocht tot in Leupegem. In1884 werd de Scheldebocht artificieel afgesneden en recht getrokken. In ’t Spei kan je kennismaken met de diverse kleine landschapselementen die voorkomen in de Vlaamse Ardennen: knotrijen, een poel, hakhoutbosjes, hakhagen en struweel. Als je ter hoogte van het spoorwegtunneltje terug op de weg komt en rechts de mooie knotrij volgt, passeer je langs het deels overgroeide 12de-eeuwse schipperskerkje. Echt zeker van de functie is men niet. Het kan net zo goed een schuur zijn geweest. Hier herinneren de straatnamen aan de vroegere Scheldeoever: ‘Jan Baptist Eeckhoutskaai’ en ‘Armenlos’ (los der armkaai).
Volg de weg tot je aan de N8 komt en sla links af richting Aalst. Voor je aan de lichten komt, sla je rechts af in het voetgangerssteegje. Volg de Groene wandeling en klim op tot in de Vlaamse Ardennendreef. Eens je boven de huizen uitstijgt, heb je een uniek zicht over de Koppenberg, de getuigenheuvels, de Maarkebeekvallei en de Scheldevallei.
Vergezicht Koppenberg
In de verte (zuid-zuidwesten) zie je de Koppenberg die op de toppen bedekt is met een beukenbos. Deze kathedraalbossen komen wel meer voor in de Vlaamse Ardennen. Je vindt ze ook in Brakelbos, Kluisbos en het Muziekbos. Dat er bossen aanwezig zijn op de hoogte stoppen heeft te maken met de ondergrond waar veldsteen of ijzerzandsteen voorkomt en dus ook minder geschikt is voor de landbouw. De hoogstammige beukenbossen die je vandaag tegenkomt zijn geen natuurlijke bossen, zij werden aangeplant in de tweede helft van de 18de eeuw. De natuurlijk bosvegetatie zou eiken-beukenbos zijn. Het Agentschap voor Natuur en Bos vormt de kathedraalbossen stilaan opnieuw om tot gemengde bossen.
Dichterbij ontdek je heel wat kleine landschapselementen zoals knotrijen, hak- en meidoornhagen. Als je goed kijkt, merk je dat ze structuur geven aan het landschap. Ze zomen wegen en percelen af, vormen lijnelementen en benadrukken op die manier het reliëf.
"Als je goed kijkt, merk je dat ze structuur geven aan het landschap."Volg de weg verder tot je aan een kruispunt komt. Kijk goed om je heen en analyseer wat je ziet. Je bent nu bijna op het hoogste punt van de kouter. De mens heeft hier in de loop der eeuwen zijn stempel gedrukt door akkers aan te leggen, boerderijen neer te zetten, hagen aan te planten, religieuze bouwwerkjes te integreren, en meer recentelijk fiets- en wandelroutes te voorzien. Net voor het meer noordelijk gelegen bos staat een netjes geschoren en rechtlijnige haag, wat uiteraard wijst op een menselijke invloed. Dit is de rand van het park rondom het Kezelfort.
Kezelfort
Het Kezelfort is een militair bouwwerk dat in 1822 onder Hollands bewind is opgezet.
Het fort maakt deel uit van de Wellingtonbarrière, een buffer gebouwd na de val van Napoleon om de Lage Landen te beschermen tegen eventuele nieuwe Franse aanvallen. Op de kaarten is de typische vijfhoek nog goed zichtbaar. Van het oorspronkelijk fort resten vandaag alleen de grachten, de wallen en de onderaardse gangen. De gangen doen nu dienst als vleermuizenverblijfplaats. De beroemde burgemeestersfamilie Thienpont uit Maarkedal bouwde eind 19de eeuw een lusthof op het domein. De neogotische toren met belvédère is nog aanwezig.
Bronniveau
Je verlaat de kouters via een onverharde weg door een schitterend cultuurlandschap met historisch permanente graslanden, oude kaphagen, knotrijen en een uitgesproken reliëf. Dit is een esthetisch zeer aantrekkelijk brongebied. Je daalt via deze vochtige zone af naar de beekvallei. De oude boerderijen die ook al op de Ferrariskaart (1778) terug te vinden zijn, staan hier niet toevallig. Ze zijn gelegen in de nabijheid van de bronnen en op de grens tussen kouters en weilanden. De aanwezigheid van talrijke bronnen heeft te maken met de verschillende lagen in de ondergrond. Kleilagen worden afgewisseld met zandlagen. Omdat het water wel door zand maar niet door klei sijpelt, ontstaat er een watertafel bovenop de kleilaag. Het water zoekt zich via de helling een weg naar de oppervlakte. Daar waar door erosie de kwartaire leemlaag is verdwenen, vloeit het water naar buiten en heb je een bron. In deze zone zijn er verschillende bronniveaus.
Mesofiel bos met voorjaarsflora
Wat verder passeer je door een bos dat ook al op de Ferrariskaart is aangeduid. Het karakter van deze oude bossen is zichtbaar anders dan dat van de eentonige kathedraalbossen op de getuigenheuvels. De vochtige bossen in brongebied worden gekenmerkt door de aanwezigheid van voorjaarsflora. Als je hier voorbij wandelt in april of mei, word je betoverd door een tapijt van bloemen. De vorm van de bomen verraadt een hakboutbeheer. Dat merk je aan de tros smalle stammen die als een waaier opgaan. Een schril contrast met de hoogstammige beukenbossen op de hoogste toppen van de Vlaamse Ardennen.
Maarkebeelvallei: asymmetrisch dal
Als je uit het bos komt op een T-kruispunt, ga je naar rechts en onmiddellijk weer links een paadje in langs de Maarkebeek. Hier zie je duidelijk de asymmetrische vorm van de vallei met links de steile helling en rechts van de beek een zacht opgaande kouter. Ook dit is typsich voor de Vlaamse Ardennen. Bijna alle asymmetrische dalen in de Vlaamse Ardennen zijn op dezelfde manier georiënteerd, met een steile oost- of noordhelling en een zachte west- of zuidhelling. Dit is het resultaat van ingrijpende erosieprocessen in de ijstijd. Zon, wind en sneeuw maakten de west- en zuidhellingen gevoeliger voor bodemerosie.
Ladeuzemolen
Als je op de weg komt (Ladeuze) met links van je een vierkantshoeve en rechts een brug over de Maarkebeek, sla rechts af. Loop tot aan de Maarkebeek. Aan de linkerkant zie je de Ladeuzemolen. Deze bovenslag watermolen dateert van voor 1500 en hing af van het verdwenen kasteel van Ladeuze. Het was toen een koren- en oliemolen. Het gebouw is sinds 1975 bewoond. De molen is niet meer maalvaardig. De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan dergelijke watermolens. Het molentoerisme in de Zwalmstreek kent sinds de jaren 1970 een gigantisch succes. De meeste watermolens bevinden zich langs meanderende beken (zoals de Maarkebeek en de Zwalm) met een groot debiet. Deze beken overbruggen vaak een groot hoogteverschil op een beperkt aantal kilometers waardoor het water veel energie in zich draagt.
"De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan dergelijke watermolens."Ferraris
We hebben al een paar keer verwezen naar de historische Ferrariskaart. De helling die we afdaalden (van de kouters tot de Ladeuzemolen) en straks weer naar boven klimmen, ligt in een gebied met veel herkenningspunten op de Ferrariskaart. Herinner je de oude hoeves op de grens tussen de kouter en de weilanden, het oud bos en de Ladeuzemolen. Op de Ferrariskaart zie je ten noorden van de Maarkebeek een grote aangelegde tuin of park. Die is vandaag helemaal verdwenen. Het bosje en de hoeve meer noordelijk op de flank zijn er wel nog.
Ga terug over de Maarkebeek via Ladeuze en sla de weg rechts in aan de gebouwen.
Volg de weg rechtdoor langs de vierkantshoeve naar boven. Je klimt straks steil omhoog langs het bos tot aan de weg die gaat naar de gerenoveerde boerderij. Sla hier links af aan de rand van het bos. Neem rechts aan de splitsing. Je komt nu via een holle weg terug op de kouters. Aan het kruispunt sla je rechts af tot aan de betonnen platen. Daar loopt een voetweg tot aan de N8. Hier houden we even halt in bij ‘Jan van Gent’ voor een lekkie, een streekbier en eventueel een pannenkoek.
Kerselare
Kerselare is van oudsher een bedevaartsoord. Het eerste houten kapelletje dateert van 1455. In 1570 werd naast de kleine kapel een grotere gebouwd, die brandde volledig af in 1961. Ze werd vervangen door de huidige moderne betonnen kapel van de hand van architect Juliaan Lampens. Sinds 1953 troepen in Kerselare op Hemelvaartsdag auto’s, moto’s en vrachtwagens samen voor een autowijding.
Volg de N8 richting Oudenaarde tot aan het kruispunt en sla links af in de Ladeuzestraat. Aan het eerste kruispuntje neem je rechts de Ommelozen boom. Hier kom je op het parcours van de Lange Ommegang van Kerselare.
Rozenkrans
De ommegang omvat15 arduinen kapelletjes. Elk kapelletje stelt een van de blijde, droeve of glorievolle mysteries van de rozenkrans voor. Tussen twee staties is er telkens tijd voor een gebed. Je bevindt je op het hoogste punt van Edelareberg waar je een prachtig panoramisch zicht hebt over de streek.
"Als de avondzon door het wijkende wolkendek priemt en de mist over de Scheldevallei hangt, kan een ontmoeting met God hier niet ver af zijn..."Solitaire boom
Wat verder kom je een oude solitaire boom tegen. Vaak werden bomen geplant op de hoek van een perceel om het einde van zijn eigendom te kunnen zien van op de boerderij. Je vindt vaak oude linden op de kruising van wegen. Solitaire bomen kunnen echter ook restanten zijn van dreven, houtkanten of erven.
Holle weg
Volg de weg verder tot de hoek van de straat waar opnieuw een kapelletje staat. Ga rechtdoor en neem de onverharde weg. Je komt nu in en prachtige holle weg met houtkanten van meidoorn en sleedoorn, beide inheemse struiksoorten die interessant zijn voor vogels. In landbouwgebieden met uitgestrekte akkers en monocultuur fungeren holle wegen en houtkanten als noodzakelijke verbindingswegen voor fauna en flora.
"Holle wegen hebben een interessante ontstaansgeschiedenis."Holle wegen hebben een interessante ontstaansgeschiedenis. Natuurlijke geulen die water afvoerden, werden door de mens soms gebruikt als verbindingswegen. De natuur kreeg vrij spel omdat men met paard en kar de geulen dieper maakte waardoor de geul holler werd. Sommige wegen, zoals deze, werden zeer diep uitgesneden. De begroeiing bestond veelal uit kaphout en struikgewas. Men liet hier en daar een boom staan, de rest werd gebruikt als geriefhout.
De weg loop verder door tot aan de grote hoeve in de Markebeekvallei. Als je op de verharde weg komt, neem je rechts. Je bent nu op de terugweg naar Leupegem. Eens je op de N46 komt, keer je terug naar het Adminstratief centrum zoals je bent gekomen.
Meer info over deze route: Chris De Smedt, www.copynotes.be
dinsdag 23 februari 2010
Landschap en recreatie
Bij het analyseren van strategische beleidsplannen voor toerisme en recreatie valt het op dat het landschap en de publieke ruimte zelden aan bod komen en slechts summier aandacht krijgen bij de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve producten. Veel toeristische regio’s slagen er niet om de streekidentiteit te vertalen naar concrete producten en als hefboom te gebruiken in de toeristisch-recreatieve ontwikkeling.
De rol van het landschap in toerisme en recreatie
Dat een mooi landschap belangrijk is voor de belevingswaarde van de toerist en recreant wordt intuïtief wel aangevoeld. Maar om een investering in het landschap in het kader van toerisme en recreatie te verantwoorden, zijn blijkbaar heel wat argumenten nodig. Het landschap holistisch benaderen, vanuit verschillende domeinen en invalshoeken, kan hierbij helpen. De ontwikkeling van een recreatief landschap moet geïntegreerd gebeuren, rekening houdende met diverse landschappelijke waarden.
De fysisch-geografische elementen (reliëf, water, bodem en beplanting) beïnvloeden zowel het landschapstype (decor) als de recreatieve potenties van een gebied. De aanwezigheid van bos en water bieden specifieke recreatieve mogelijkheden. In heuvelachtig gebied is de moeilijkheidsgraad van fietsroutes anders dan in een valleigebied.
De cultuur-historische elementen hebben een invloed op de identiteit van de regio en bepalen het cultuur-toeristisch en recreatief aanbod. Een regio met veel middeleeuws erfgoed zal een ander type themaroutes of erfgoedwandelingen aanbieden dan een regio met veel industrieel erfgoed.
De gebruikswaarde van het landschap hangt af van de omvang en aard van het recreatief netwerk. De inrichting van degelijke routestructuren en onthaal faciliteiten zal een invloed hebben op de beoordeling van het gebied door toeristen en recreanten. Ook de bereikbaarheid via het wegennet en openbaar vervoer bepaalt of een toerist al dan niet voor een regio zal kiezen.
De belevingswaarde van het landschap door toeristen of recreanten hangt onder andere af van de visuele aantrekkelijkheid. Wat toeristen als ‘mooi’ of ‘aantrekkelijk’ aanzien is persoonlijk en tijdsgebonden. Natuurlijkheid, authenticiteit, gaafheid, kleinschaligheid en het afwezig zijn van storende visuele voorwerpen zijn doorslaggevende elementen. Maar de toerist uit de jaren zeventig heeft andere verwachtingen van het landschap dan de recreant in de jaren 2010. Maatschappelijke trends en ruimtelijke veranderingen spelen immers ook een rol. Welke waarde een toerist of recreant aan het landschap hecht, moet dus het onderwerp uitmaken van een studie.
De herkenningswaarde van een toeristisch of recreatief gebied is vooral van belang bij het communiceren met de toerist of recreant. De beelden die gebruikt worden in de communicatie roepen een associatie op. Toeristen voelen zich aangetrokken of niet. De herkenningswaarde hangt nauw samen met de leesbaarheid en de uitstraling of het imago van het landschap. Inrichting kan daar een belangrijke rol in spelen.
Streekidentiteit
Toerisme heeft nood aan profilering. In het kader van een beleidsplan voor toerisme lijkt het mij dan ook logisch dat er meer aandacht gaat naar identiteit. De identiteit van een regio wordt bepaald door de fysische elementen en de occupatiegeschiedenis. Alle (visuele) elementen die een uiting zijn van de cultuur (zowel historische als hedendaagse), bepalen mee het profiel en de identiteit van de regio.
Naast identiteit is uniciteit evenzeer van belang in de profilering van een toeristische regio. Men moet zich niet alleen afvragen ‘wie zijn we?’, maar ook ‘waar zijn we uniek in?’ De combinatie van deze twee elementen bepaalt het profiel. En aangezien het landschap dynamisch is, kan ook het profiel en de identiteit van een regio evolueren in de tijd. De fysische structuren die een constante zijn in het landschap, vormen het raamwerk waarbinnen andere accenten kunnen worden gelegd.
Recreatief landschap
De ontwikkeling van een recreatief landschap heeft veel te maken met de gebruikswaarde van de regio. De basisvoorwaarde voor recreatie bestaat uit een goed uitgebouwd recreatief netwerk. Dat netwerk is maar een deelaspect van een duurzaam recreatief landschap. De fysische structuur van het landschap vormt immers de ruggengraat van het recreatiegebied. Daarnaast zijn ook de inrichting met rand- en onthaalinfrastructuur en de visuele aantrekkelijkheid van groot belang. Deze visie op een duurzaam recreatief landschap is gebaseerd op de lagenbenadering die men ook hanteert voor het ontwikkelen van een duurzame open ruimte. In een gebied zoals de Vlaamse Ardennen zou dit kunnen betekenen dat de getuigenheuvels en de valleien het kader vormen en voor een groot deel de identiteit van de regio bepalen, de kasseiwegen en het recreatief netwerk vormen de infrastructuurlaag die noodzakelijk is om de gebruikswaarde van de regio te stimuleren. De vele wind- en watermolens in het landschap en de immateriële erfgoedbetekenis van de Ronde Van Vlaanderen spelen een rol in de herkenningswaarde. Alle lagen zijn voorwaarde voor een succesvolle toeristisch-recreatieve ontwikkeling.
Aandacht voor het landschap
Investeren in het behoud en de ontwikkeling van een aantrekkelijk landschap in het kader van toerisme en recreatie, lijkt meer dan gewenst. Dit is ook de conclusie van het Nederlandse LNV(1) -rapport ‘Investeren in het Nederlandse Landschap. Opbrengst: geluk en euro’s’. Hierin wordt de investering in het Nederlandse Landschap gemotiveerd met behulp van een kwalitatieve en een kosten-batenanalyse. De becijfering van wat de investering kost ten opzichte van de voordelen die de maatschappij eruit haalt, illustreert de rechtvaardiging van inrichting en onderhoud. In de conclusie worden de baten voor recreatie en toerisme benadrukt. Hiermee wil ik aangeven dat in het kader van een recreatie- en toerismebeleid zowel de aandacht voor als de investering in het landschap gerechtvaardigd zijn.
Inrichtingvisie
Dat de inrichting van het toeristisch recreatief landschap duurzaam moet worden aangepakt met maatregelen die zich situeren op verschillende niveaus, is evident.
Wil men een gebied toeristisch-recreatief ontwikkelen door te investeren in een recreatief landschap, dan zal men de inrichtingsmaatregelen moeten afwegen tegen zowel de potenties van het gebied als de motivaties van de gebruikers (toeristen of bewoners). Gaat het om een gebied aan de rand van een stad of een gebied met weinig belevings- en herkenningswaarde, dan is een recreatieve inrichting met een focus op infrastructuur (netwerken, onthaalfaciliteiten, randinfrastructuur) aangewezen. In gebieden die aansluiten bij de stad kan men zelfs zoeken naar zones voor intensieve recreatie.
Buitengebieden met een hoge belevings- en herkenningswaarde of een uitgesproken streekidentiteit hebben grote potenties voor toerisme. In dit geval moet men extra aandacht besteden aan de natuurlijke en de erfgoedomgeving. Inrichtingen die de leesbaarheid van het landschap verhogen, de visuele aantrekkelijkheid verbeteren en de identiteit van de regio ondersteunen zijn minstens even belangrijk dan de uitbouw van de recreatieve infrastructuur.
Sterker nog, nieuwe recreatieve infrastructuur mag de visuele aantrekkelijkheid van het landschap – waarin gaafheid en authenticiteit een belangrijke rol spelen – niet in het gedrang brengen. Als de belevingswaarde wordt aangetast en de fundamenten van de streekidentiteit onder druk komen te staan, verliest de streek zijn aantrekkelijkheid voor toeristen.
(1) LNV: Nederlands Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
woensdag 6 januari 2010
Landschappelijke kwaliteit van de Vlaamse Ardennen
Kansen voor toerisme en sociale economie
Eind 2009 werd het eerste strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie in de Vlaamse Ardennen voorgesteld. De overkoepelende toeristische organisaties Toerisme Vlaamse Ardennen vzw en Toerisme Oost-Vlaanderen vzw leggen in het plan uit hoe ze de streek toeristisch wensen te ontwikkelen. Uit kwalitatief consumentenonderzoek[1] in opdracht van Toerisme Vlaanderen blijkt dat de aantrekkelijkheid van het Vlaamse Ardennen landschap voor meer dan een kwart van de toeristen een doorslaggevende motivatie is om de regio te bezoeken. Met de slogan ‘Vlaanderens Mooiste landschap’ gooit de toeristische sector haar belangrijkste troeven in de schaal: de Ronde van Vlaanderen – ook wel eens Vlaanderens Mooiste genoemd - en het landschap. Wat moeten we ons echter voorstellen bij een ‘mooi’ landschap en is het landschap in de Vlaamse Ardennen wel zo aantrekkelijk als de toeristen verwachten?
De mythe van de idylle
Het landschap en de natuur in de Vlaamse Ardennen zijn – zonder in detail te treden – zeer waardevol, daar bestaat een consensus over bij recreanten, natuurliefhebbers, toeristen, kunstenaars en landschapsdeskundigen. De streek lokt veel nieuwe inwoners en ‘tweede verblijvers’, mensen die komen genieten van de schoonheid en de rust, die zich een landhuis of boerderij aanschaffen, het transformeren in een hedendaags bouwwerk en zich engageren bij Natuurpunt om dat landschap en de natuur in stand te houden. Een karikatuur, maar ook een pijnlijke realiteit. Het gros van de autochtone Zuid-Oost-Vlamingen ligt niet wakker van de landschappelijke kwaliteit en natuurwaarde.
Is de idyllische voorstelling van ‘Vlaanderens Mooiste landschap’ niet te hoog gegrepen voor de Vlaamse Ardennen? Het landschap is vandaag nog aantrekkelijk voor de toerist, maar hoe zal dat morgen zijn? Een publiek debat over de noodzaak van landschapszorg en –bescherming is praktisch onbestaande in de regio. Politici nemen te weinig hun verantwoordelijkheid om de ‘open ruimte te vrijwaren’ en na te denken over de concrete invulling van een kwaliteitsvolle omgeving. In het Streekpact 2007-2013 pleit het Streekoverleg[2] voor de ontwikkeling van een zorgregio in Zuid-Oost-Vlaanderen. Naast aandacht voor wooncomfort, toegankelijkheid en geschoold personeel, vereist een zorgregio ook een aangename omgeving waarin men tot rust kan komen. Een aantrekkelijk landschap, een mooi uitzicht, veel groen en gezonde lucht zijn in zo’n verhaal onontbeerlijk. In het Streekpact wordt in het focuspunt ‘Stadsvernieuwing en relatie tussen stad en platteland’ wel heel kort de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten en de relatie tussen stad en het platteland aangehaald, maar in de actiepunten ontbreekt elke aandacht voor de bescherming van de landschappelijke kwaliteit van de regio. Landschapszorg en –ontwikkeling leiden echter ook tot meer tewerkstelling.
Ruimtelijke structuur
Vlaanderen werkt al ruim tien jaar aan zijn ruimtelijke planning. Ook de provincies en gemeenten hebben de afgelopen jaren een eigen gedetailleerd plan opgemaakt en een visie ontwikkeld voor de ruimtelijke ordening. Dat was althans de bedoeling. In realiteit blijkt dat sommige gemeenten in Zuid-Oost-Vlaanderen er niet in slagen om hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan te laten goedkeuren door de Vlaamse overheid. Nochtans biedt zo’n plan een houvast om duidelijkheid te scheppen in allerhande zonevreemde situaties. Het reikt een kader aan waarbinnen stedenbouwkundige ingrepen makkelijker kunnen beoordeeld worden en beslissingen kunnen worden genomen omtrent woonuitbreiding of de inrichting van KMO-zones.
De Vlaamse overheid werkt aan een actualisatie en gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) tot 2012 en publiceerde een visienota voor een nieuw RSV 2020-2050. In de geactualiseerde versie zijn geen spectaculaire wijzigingen voorzien, maar wel bevestigingen van wat in 1997 al werd voorgesteld. Samengevat komt het er op neer dat de herziening aan de provincies en gemeenten toelaat om hun planprocessen verder af te werken en de plannen uit te voeren. Een belangrijk aandachtspunt in de geactualiseerde versie is het vrijwaren van de open ruimte voor de essentiële functies ‘wonen’ en ‘landbouw’. Ook de hiaten in de wegeninfrastructuur of de bewuste ‘missing links’ zijn verder uitgewerkt. In de Vlaamse Ardennen worden de primaire wegen herbevestigd, de N60 als een primaire weg type I en de N42 als een primaire weg type II. Een passage die van belang is voor de verdere realisatie van de omstreden N42[3]: “De planning van lijninfrastructuren moet gebeuren via een gebiedsgericht en geïntegreerd onderzoeks- en overlegproces. Dit onderzoeks- en overlegproces kan leiden tot de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan en zal uiteraard alle regelgeving (ondermeer milieueffecten op planniveau, passende beoordeling, ruimtelijke veiligheid) ter zake moeten implementeren.” Landschappelijke integratie van de lijninfrastructuur komt niet expliciet aan bod, terwijl dit voor een regio als de Vlaamse Ardennen cruciaal is, zeker als men de landschappelijke troeven wil uitspelen in het toerisme en Zuid-Oost-Vlaanderen als een zorgregio wil uitbouwen.
Ruimtelijke kwaliteit
De hele discussie rond de N42 zou een heel andere dimensie krijgen, mocht terdege belang gehecht worden aan het inpassen van de lijninfrastructuur in het landschapsbeeld. Groep Planning en WES maakten in 2004 in opdracht van het Vlaams Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) een streefbeeld voor de N42. Daarin werd in drie korte paragrafen de ‘landschappelijke inpassing’ besproken. De N42 is echter een project voor de cel infrastructuur van de Vlaamse Bouwmeester. Het resultaat is immers te belangrijk om zonder esthetische overwegingen asfalt te laten gieten van punt A naar punt B. Landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen betekenen een grote meerwaarde bij de realisatie van lijninfrastructuur in waardevolle landschappen. In dit kader verwijzen wij trouwens naar het artikel over het ontwerp van de N80 in Sint-Truiden in vorige editie van Ruimte[4]. Via een open oproep moet heel het traject van de N42 opnieuw in vraag worden gesteld zodat ook de landschappelijke integratie – en niet alleen het effect op het milieu – aan bod komt in het ontwerpend onderzoek.
Dat er in het ruimtelijk structuurplan toch ook een voorzichtige aanzet gegeven wordt voor meer ruimtelijke kwaliteit blijkt uit de aandacht voor ‘stadsvernieuwingsprojecten, leefbare buurten, en de opwaardering van de 19de-eeuwse gordel’. Het bestaande ruimtelijk structuurplan en de geactualiseerde versie bieden wel een kader om het landschap structuur te geven, maar een landschappelijke kwaliteit vraagt echter ook een esthetische benadering van de omgeving met aandacht voor zowel landschapsbescherming als landschappelijke inbedding van de wegeninfrastructuur, KMO-zones en verkavelingen. Groenschermen zijn vaak alleen maar schaamlapjes die de landschappelijke inpassing meer kwaad dan goed doen. Er zijn geïntegreerde landschapsplannen en ontwerpen nodig waarin het landschap multifunctioneel en meerzijdig wordt benaderd. Zowel het esthetische, het ecologische als het erfgoedaspect moeten aan bod komen.
De steden in Zuid-Oost-Vlaanderen laten momenteel kansen liggen om het landschap te laten binnendringen in de stad door bijvoorbeeld beken en rivieren op te waarderen, nieuwe parken aan te leggen en woonprojecten te stimuleren waar groen een belangrijke rol speelt. Ronse heeft de noodzaak aan groene stadsvernieuwingen wel begrepen en toont met het woonproject ‘De Kloef’, recent herdoopt in ‘de stadstuin’, dat het belang hecht aan leefkwaliteit. Op een braakliggend terrein aan de rand van de stad wordt een woonwijk aangelegd waarin een hedendaags landschappelijk park het hart vormt van de wijk en verschillende verblijfsfuncties worden verenigd. De stad bouwt er zowel sociale woningen, als flats, huizen voor tweeverdieners en een hotel voor toeristen. Het feit dat Wirtz International[5] de groene long mag aanleggen, is een duidelijk signaal (meer info www.ronse.be) van de stad.
Een landschapsvisie voor Zuid-Oost-Vlaanderen
In Zuid-Oost-Vlaanderen ontbreekt een grondige discussie omtrent landschappelijke kwaliteit. Het landschap wordt wel opgevoerd als een troef, maar er wordt structureel bijzonder weinig ondernomen om waardevolle landschappen te bewaren of te beschermen. De gemeenten besteden in hun ruimtelijk structuurplan geen concrete of slechts summiere aandacht aan landschapszorg-, -behoud of -ontwikkeling. Nochtans biedt het gemeentelijk structuurplan mogelijkheden om via een RUP waardevolle landschappen te beschermen[6].
Landschap wordt ook te weinig aanzien als een mix van elementen die evolueren in de tijd. Wie landschap zegt, denkt meestal aan een mooi vergezicht, een kronkelende weg of een hoogstamboomgaard, terwijl een landschap evengoed het silhouet van een stad, industriezone of wegeninfrastructuur inhoudt. Als men het landschap belangrijk acht voor het toerisme in de streek, dan bedoelt men in hoofdzaak de vele mooie vergezichten die men echter niet kan isoleren. Wil men streven naar ‘Vlaanderens Mooiste landschap’, zal men er vroeg of laat toch moeten toe komen om een landschapsvisie uit te werken voor heel Zuid-Oost-Vlaanderen. Men zal verder moeten kijken dan zijn blikveld en ook durven dingen in vraag stellen en voorwaarden opleggen bij de bouw van nieuwe infrastructuur. Het landschap heeft zowel een esthetische als een natuurwetenschappelijke, culturele, sociaal-economische als structurerende waarde. Met andere woorden, wil men de kwaliteit van het landschap verbeteren, dan zal men moeten zoeken naar een evenwicht tussen al deze elementen. Men kan wonen en werken niet uitsluiten in het landschap. Het is al evenmin de bedoeling om van de Vlaamse Ardennen een landschappelijk museum te maken. Nieuwe ontwikkelingen zullen zich sowieso voordoen, men kan dus maar beter een visie uitwerken om het op een kwaliteitsvolle en landschappelijk geïntegreerde manier te laten verlopen, te beginnen bij de N42. Het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat vandaag in de Vlaamse Ardennen bossen, al zijn het populierenbossen aan de rand van een woon- én natuurgebied, verdwijnen om er een verkaveling - zonder randvoorwaarden - van te maken. In dergelijke gevallen zou de overheid een landschapseffectenstudie en een onderzoek naar de behoefte aan bijkomende woningen moeten eisen vooraleer er vergunningen worden uitgereikt. Het getuigt niet van een kwaliteitsvolle visie als men om het even wat neerzet in het buitengebied, ook al is het in een woonzone.
Wanneer het Streekoverleg werkt aan een ontwikkelingsvisie voor de regio, dan mag men de landschappelijke discussie niet achterwege laten en moet men ook krijtlijnen uittekenen voor een betere ruimtelijke kwaliteit, al was het omdat het kansen biedt voor tewerkstelling. De Vlaamse Ardennen hebben nood aan een goed onderbouwde plattelandsontwikkelingsvisie waarin ook de identiteit van de regio een rol speelt, zonder te vervallen in clichébeelden van windmolens en kapelletjes. Het zou onjuist zijn te beweren dat er geen goede planvoorbeelden bestaan of dat er nog geen acties werden ondernomen om het landschap in de Vlaamse Ardennen te beschermen. Het blijft echter bij geïsoleerde ideeën. Waar Zuid-Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Ardennen nood aan hebben is een landschapsvisie en een landschapsplan op een groter schaalniveau dat niet alleen kijkt naar het verleden, maar ook naar de toekomst. Voor het behoud van de landschappelijke kwaliteit in de Vlaamse Ardennen moet de provinciale en lokale overheid verder gaan dan wat vandaag in de ruimtelijke structuurplannen is voorzien. Er moeten randvoorwaarden worden opgelegd, beschermingsmaatregelen uitgevoerd, identiteitsbepalende elementen geïdentificeerd en ondersteund en de landschappelijke inpassing van industriezones en lijninfrastructuur verplicht, ook met terugwerkende kracht. Er blijft natuurlijk het knelpunt van de sanctionering bij verstek. Het is evenwel hoopgevend dat men vanuit verschillende hoeken – ook toerisme - aandacht krijgt voor het landschap en dat er her en der toch schuchtere pogingen ontstaan om zorg te dragen voor ‘Vlaanderens Mooiste landschap’.
Aandacht voor landschap in Vlaanderen
Vlaanderen is in beweging. Gespecialiseerde studiebureaus en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) werkten al diverse landinrichtingsplannen uit waarin veel aandacht wordt besteed aan het landschap en waar landschap op een meervoudige manier wordt benaderd, alleen zijn nog maar weinig van deze ontwerpen echt uitgevoerd. De realisatie van dergelijke grote projecten vraagt tientallen jaren. Voorbeeldprojecten zijn onder andere De Merode (www.demerode.be), Parkbos Gent of het Schelde-Landschapspark.
De Vlaamse Landmaatschappij (www.vlm.be) is ook actief in de Vlaamse Ardennen, al gaat het daar vooral om ‘eiland’-projecten. Bij de inrichting van de Gaverse Scheldemeersen werd bijvoorbeeld aandacht besteed aan het authentieke landschap; voor de archeologische site Ename is een inrichtingsplan uitgewerkt voor de onmiddellijke omgeving van de site; de nieuwe ruilverkaveling in Sint-Lievens-Houtem zal niet alleen de structuur van de landbouwpercelen veranderen, maar er wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om nieuwe wandel-, fiets- en landbouwwegen aan te leggen, streekgroen aan te planten en kleine landschapselementen te herstellen. In deze context mogen we zeker ook de inspanningen van het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen niet vergeten. Zij lanceren tal van kleinschalige projecten om het authentieke Vlaamse Ardennen landschap in ere te herstellen. Ook de inspanningen van het Milieufront Omer Wattez[7] en Natuurpunt vzw dragen bij tot het behoud van het Vlaamse Ardennen landschap.
[1] ‘Onderzoek naar het profiel, het gedrag, de motivatie en de bestedingen van de recreatieve verblijfstoerist in de Vlaamse regio’s anno 2005.’ Uitgevoerd door M.A.S. (Market Analysis & Synthesis) in opdracht van Toerisme Vlaanderen.
[2] Streekoverleg Zuid-Oost-Vlaanderen: overlegstructuur onder de paraplu van de vzw Erkend Regionaal Samenwerkingsverband met het Regionaal Economisch Sociaal Overleg Comité (RESOC) en de Sociaal-Economische Raad voor de Regio (SERR) in Zuid-Oost-Vlaanderen. www.streekoverlegzov.be
[3] Het dossier N42 zorgt voor heel wat deining in de regio. In 1994 werd door AWV een vergunning aangevraagd voor de bouw van een brug die noodzakelijk was voor de aanleg van een nieuw tracé door landschappelijk waardevol gebied. De brug kwam er, de weg zelf nog niet omdat buurtbewoners en een actiecomité zich ertegen verzetten.
[4] Bart Van Moerkerke (2009), “Een ring is een weg in het landschap,” Ruimte 3-2009.
[5] Belgisch landschapsarchitectenbureau, opgericht door Jacques Wirtz, dat internationale erkenning geniet en wereldwijd tuinen en landschapsparken aanlegt.
[6] Gebieden die aangeduid als ankerplaats (of delen van een ankerplaats) in de landschapsatlas kunnen via RUP herbevestigd worden en het statuut van erfgoedlandschap krijgen.
[7] Milieufront Omer Wattez (MOW) is een regionale milieuvereniging die handelt in de geest van heimatschrijver Omer Wattez. MOW wil de leefomgeving, met natuurlijke en cultuurhistorische waarden beschermen of herstellen. De vereniging bestrijdt inbreuken tegen de ruimtelijke ordening, natuurbehoud, landschappen en monumenten, vervuiling van waterlopen, bedreigingen van de lucht- of bodemkwaliteit. Info: www.milieufrontomerwattez.be