Verkenning van een land-schap

Trivialiteiten en andere waardevolle verhalen gesprokkeld langs Vlaamse Ardennen wegen.

dinsdag 23 februari 2010

Landschap en recreatie


Bij het analyseren van strategische beleidsplannen voor toerisme en recreatie valt het op dat het landschap en de publieke ruimte zelden aan bod komen en slechts summier aandacht krijgen bij de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve producten. Veel toeristische regio’s slagen er niet om de streekidentiteit te vertalen naar concrete producten en als hefboom te gebruiken in de toeristisch-recreatieve ontwikkeling.

De rol van het landschap in toerisme en recreatie
Dat een mooi landschap belangrijk is voor de belevingswaarde van de toerist en recreant wordt intuïtief wel aangevoeld. Maar om een investering in het landschap in het kader van toerisme en recreatie te verantwoorden, zijn blijkbaar heel wat argumenten nodig. Het landschap holistisch benaderen, vanuit verschillende domeinen en invalshoeken, kan hierbij helpen. De ontwikkeling van een recreatief landschap moet geïntegreerd gebeuren, rekening houdende met diverse landschappelijke waarden.

De fysisch-geografische elementen (reliëf, water, bodem en beplanting) beïnvloeden zowel het landschapstype (decor) als de recreatieve potenties van een gebied. De aanwezigheid van bos en water bieden specifieke recreatieve mogelijkheden. In heuvelachtig gebied is de moeilijkheidsgraad van fietsroutes anders dan in een valleigebied.

De cultuur-historische elementen hebben een invloed op de identiteit van de regio en bepalen het cultuur-toeristisch en recreatief aanbod. Een regio met veel middeleeuws erfgoed zal een ander type themaroutes of erfgoedwandelingen aanbieden dan een regio met veel industrieel erfgoed.

De gebruikswaarde van het landschap hangt af van de omvang en aard van het recreatief netwerk. De inrichting van degelijke routestructuren en onthaal faciliteiten zal een invloed hebben op de beoordeling van het gebied door toeristen en recreanten. Ook de bereikbaarheid via het wegennet en openbaar vervoer bepaalt of een toerist al dan niet voor een regio zal kiezen.

De belevingswaarde van het landschap door toeristen of recreanten hangt onder andere af van de visuele aantrekkelijkheid. Wat toeristen als ‘mooi’ of ‘aantrekkelijk’ aanzien is persoonlijk en tijdsgebonden. Natuurlijkheid, authenticiteit, gaafheid, kleinschaligheid en het afwezig zijn van storende visuele voorwerpen zijn doorslaggevende elementen. Maar de toerist uit de jaren zeventig heeft andere verwachtingen van het landschap dan de recreant in de jaren 2010. Maatschappelijke trends en ruimtelijke veranderingen spelen immers ook een rol. Welke waarde een toerist of recreant aan het landschap hecht, moet dus het onderwerp uitmaken van een studie.

De herkenningswaarde van een toeristisch of recreatief gebied is vooral van belang bij het communiceren met de toerist of recreant. De beelden die gebruikt worden in de communicatie roepen een associatie op. Toeristen voelen zich aangetrokken of niet. De herkenningswaarde hangt nauw samen met de leesbaarheid en de uitstraling of het imago van het landschap. Inrichting kan daar een belangrijke rol in spelen.

Streekidentiteit
Toerisme heeft nood aan profilering. In het kader van een beleidsplan voor toerisme lijkt het mij dan ook logisch dat er meer aandacht gaat naar identiteit. De identiteit van een regio wordt bepaald door de fysische elementen en de occupatiegeschiedenis. Alle (visuele) elementen die een uiting zijn van de cultuur (zowel historische als hedendaagse), bepalen mee het profiel en de identiteit van de regio.

Naast identiteit is uniciteit evenzeer van belang in de profilering van een toeristische regio. Men moet zich niet alleen afvragen ‘wie zijn we?’, maar ook ‘waar zijn we uniek in?’ De combinatie van deze twee elementen bepaalt het profiel. En aangezien het landschap dynamisch is, kan ook het profiel en de identiteit van een regio evolueren in de tijd. De fysische structuren die een constante zijn in het landschap, vormen het raamwerk waarbinnen andere accenten kunnen worden gelegd.


Recreatief landschap
De ontwikkeling van een recreatief landschap heeft veel te maken met de gebruikswaarde van de regio. De basisvoorwaarde voor recreatie bestaat uit een goed uitgebouwd recreatief netwerk. Dat netwerk is maar een deelaspect van een duurzaam recreatief landschap. De fysische structuur van het landschap vormt immers de ruggengraat van het recreatiegebied. Daarnaast zijn ook de inrichting met rand- en onthaalinfrastructuur en de visuele aantrekkelijkheid van groot belang. Deze visie op een duurzaam recreatief landschap is gebaseerd op de lagenbenadering die men ook hanteert voor het ontwikkelen van een duurzame open ruimte. In een gebied zoals de Vlaamse Ardennen zou dit kunnen betekenen dat de getuigenheuvels en de valleien het kader vormen en voor een groot deel de identiteit van de regio bepalen, de kasseiwegen en het recreatief netwerk vormen de infrastructuurlaag die noodzakelijk is om de gebruikswaarde van de regio te stimuleren. De vele wind- en watermolens in het landschap en de immateriële erfgoedbetekenis van de Ronde Van Vlaanderen spelen een rol in de herkenningswaarde. Alle lagen zijn voorwaarde voor een succesvolle toeristisch-recreatieve ontwikkeling.

Aandacht voor het landschap
Investeren in het behoud en de ontwikkeling van een aantrekkelijk landschap in het kader van toerisme en recreatie, lijkt meer dan gewenst. Dit is ook de conclusie van het Nederlandse LNV(1) -rapport ‘Investeren in het Nederlandse Landschap. Opbrengst: geluk en euro’s’. Hierin wordt de investering in het Nederlandse Landschap gemotiveerd met behulp van een kwalitatieve en een kosten-batenanalyse. De becijfering van wat de investering kost ten opzichte van de voordelen die de maatschappij eruit haalt, illustreert de rechtvaardiging van inrichting en onderhoud. In de conclusie worden de baten voor recreatie en toerisme benadrukt. Hiermee wil ik aangeven dat in het kader van een recreatie- en toerismebeleid zowel de aandacht voor als de investering in het landschap gerechtvaardigd zijn.

Inrichtingvisie
Dat de inrichting van het toeristisch recreatief landschap duurzaam moet worden aangepakt met maatregelen die zich situeren op verschillende niveaus, is evident.
Wil men een gebied toeristisch-recreatief ontwikkelen door te investeren in een recreatief landschap, dan zal men de inrichtingsmaatregelen moeten afwegen tegen zowel de potenties van het gebied als de motivaties van de gebruikers (toeristen of bewoners). Gaat het om een gebied aan de rand van een stad of een gebied met weinig belevings- en herkenningswaarde, dan is een recreatieve inrichting met een focus op infrastructuur (netwerken, onthaalfaciliteiten, randinfrastructuur) aangewezen. In gebieden die aansluiten bij de stad kan men zelfs zoeken naar zones voor intensieve recreatie.
Buitengebieden met een hoge belevings- en herkenningswaarde of een uitgesproken streekidentiteit hebben grote potenties voor toerisme. In dit geval moet men extra aandacht besteden aan de natuurlijke en de erfgoedomgeving. Inrichtingen die de leesbaarheid van het landschap verhogen, de visuele aantrekkelijkheid verbeteren en de identiteit van de regio ondersteunen zijn minstens even belangrijk dan de uitbouw van de recreatieve infrastructuur.
Sterker nog, nieuwe recreatieve infrastructuur mag de visuele aantrekkelijkheid van het landschap – waarin gaafheid en authenticiteit een belangrijke rol spelen – niet in het gedrang brengen. Als de belevingswaarde wordt aangetast en de fundamenten van de streekidentiteit onder druk komen te staan, verliest de streek zijn aantrekkelijkheid voor toeristen.


(1) LNV: Nederlands Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.