Kansen voor toerisme en sociale economie
Eind 2009 werd het eerste strategisch beleidsplan voor toerisme en recreatie in de Vlaamse Ardennen voorgesteld. De overkoepelende toeristische organisaties Toerisme Vlaamse Ardennen vzw en Toerisme Oost-Vlaanderen vzw leggen in het plan uit hoe ze de streek toeristisch wensen te ontwikkelen. Uit kwalitatief consumentenonderzoek[1] in opdracht van Toerisme Vlaanderen blijkt dat de aantrekkelijkheid van het Vlaamse Ardennen landschap voor meer dan een kwart van de toeristen een doorslaggevende motivatie is om de regio te bezoeken. Met de slogan ‘Vlaanderens Mooiste landschap’ gooit de toeristische sector haar belangrijkste troeven in de schaal: de Ronde van Vlaanderen – ook wel eens Vlaanderens Mooiste genoemd - en het landschap. Wat moeten we ons echter voorstellen bij een ‘mooi’ landschap en is het landschap in de Vlaamse Ardennen wel zo aantrekkelijk als de toeristen verwachten?
De mythe van de idylle
Het landschap en de natuur in de Vlaamse Ardennen zijn – zonder in detail te treden – zeer waardevol, daar bestaat een consensus over bij recreanten, natuurliefhebbers, toeristen, kunstenaars en landschapsdeskundigen. De streek lokt veel nieuwe inwoners en ‘tweede verblijvers’, mensen die komen genieten van de schoonheid en de rust, die zich een landhuis of boerderij aanschaffen, het transformeren in een hedendaags bouwwerk en zich engageren bij Natuurpunt om dat landschap en de natuur in stand te houden. Een karikatuur, maar ook een pijnlijke realiteit. Het gros van de autochtone Zuid-Oost-Vlamingen ligt niet wakker van de landschappelijke kwaliteit en natuurwaarde.
Is de idyllische voorstelling van ‘Vlaanderens Mooiste landschap’ niet te hoog gegrepen voor de Vlaamse Ardennen? Het landschap is vandaag nog aantrekkelijk voor de toerist, maar hoe zal dat morgen zijn? Een publiek debat over de noodzaak van landschapszorg en –bescherming is praktisch onbestaande in de regio. Politici nemen te weinig hun verantwoordelijkheid om de ‘open ruimte te vrijwaren’ en na te denken over de concrete invulling van een kwaliteitsvolle omgeving. In het Streekpact 2007-2013 pleit het Streekoverleg[2] voor de ontwikkeling van een zorgregio in Zuid-Oost-Vlaanderen. Naast aandacht voor wooncomfort, toegankelijkheid en geschoold personeel, vereist een zorgregio ook een aangename omgeving waarin men tot rust kan komen. Een aantrekkelijk landschap, een mooi uitzicht, veel groen en gezonde lucht zijn in zo’n verhaal onontbeerlijk. In het Streekpact wordt in het focuspunt ‘Stadsvernieuwing en relatie tussen stad en platteland’ wel heel kort de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten en de relatie tussen stad en het platteland aangehaald, maar in de actiepunten ontbreekt elke aandacht voor de bescherming van de landschappelijke kwaliteit van de regio. Landschapszorg en –ontwikkeling leiden echter ook tot meer tewerkstelling.
Ruimtelijke structuur
Vlaanderen werkt al ruim tien jaar aan zijn ruimtelijke planning. Ook de provincies en gemeenten hebben de afgelopen jaren een eigen gedetailleerd plan opgemaakt en een visie ontwikkeld voor de ruimtelijke ordening. Dat was althans de bedoeling. In realiteit blijkt dat sommige gemeenten in Zuid-Oost-Vlaanderen er niet in slagen om hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan te laten goedkeuren door de Vlaamse overheid. Nochtans biedt zo’n plan een houvast om duidelijkheid te scheppen in allerhande zonevreemde situaties. Het reikt een kader aan waarbinnen stedenbouwkundige ingrepen makkelijker kunnen beoordeeld worden en beslissingen kunnen worden genomen omtrent woonuitbreiding of de inrichting van KMO-zones.
De Vlaamse overheid werkt aan een actualisatie en gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) tot 2012 en publiceerde een visienota voor een nieuw RSV 2020-2050. In de geactualiseerde versie zijn geen spectaculaire wijzigingen voorzien, maar wel bevestigingen van wat in 1997 al werd voorgesteld. Samengevat komt het er op neer dat de herziening aan de provincies en gemeenten toelaat om hun planprocessen verder af te werken en de plannen uit te voeren. Een belangrijk aandachtspunt in de geactualiseerde versie is het vrijwaren van de open ruimte voor de essentiële functies ‘wonen’ en ‘landbouw’. Ook de hiaten in de wegeninfrastructuur of de bewuste ‘missing links’ zijn verder uitgewerkt. In de Vlaamse Ardennen worden de primaire wegen herbevestigd, de N60 als een primaire weg type I en de N42 als een primaire weg type II. Een passage die van belang is voor de verdere realisatie van de omstreden N42[3]: “De planning van lijninfrastructuren moet gebeuren via een gebiedsgericht en geïntegreerd onderzoeks- en overlegproces. Dit onderzoeks- en overlegproces kan leiden tot de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan en zal uiteraard alle regelgeving (ondermeer milieueffecten op planniveau, passende beoordeling, ruimtelijke veiligheid) ter zake moeten implementeren.” Landschappelijke integratie van de lijninfrastructuur komt niet expliciet aan bod, terwijl dit voor een regio als de Vlaamse Ardennen cruciaal is, zeker als men de landschappelijke troeven wil uitspelen in het toerisme en Zuid-Oost-Vlaanderen als een zorgregio wil uitbouwen.
Ruimtelijke kwaliteit
De hele discussie rond de N42 zou een heel andere dimensie krijgen, mocht terdege belang gehecht worden aan het inpassen van de lijninfrastructuur in het landschapsbeeld. Groep Planning en WES maakten in 2004 in opdracht van het Vlaams Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) een streefbeeld voor de N42. Daarin werd in drie korte paragrafen de ‘landschappelijke inpassing’ besproken. De N42 is echter een project voor de cel infrastructuur van de Vlaamse Bouwmeester. Het resultaat is immers te belangrijk om zonder esthetische overwegingen asfalt te laten gieten van punt A naar punt B. Landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen betekenen een grote meerwaarde bij de realisatie van lijninfrastructuur in waardevolle landschappen. In dit kader verwijzen wij trouwens naar het artikel over het ontwerp van de N80 in Sint-Truiden in vorige editie van Ruimte[4]. Via een open oproep moet heel het traject van de N42 opnieuw in vraag worden gesteld zodat ook de landschappelijke integratie – en niet alleen het effect op het milieu – aan bod komt in het ontwerpend onderzoek.
Dat er in het ruimtelijk structuurplan toch ook een voorzichtige aanzet gegeven wordt voor meer ruimtelijke kwaliteit blijkt uit de aandacht voor ‘stadsvernieuwingsprojecten, leefbare buurten, en de opwaardering van de 19de-eeuwse gordel’. Het bestaande ruimtelijk structuurplan en de geactualiseerde versie bieden wel een kader om het landschap structuur te geven, maar een landschappelijke kwaliteit vraagt echter ook een esthetische benadering van de omgeving met aandacht voor zowel landschapsbescherming als landschappelijke inbedding van de wegeninfrastructuur, KMO-zones en verkavelingen. Groenschermen zijn vaak alleen maar schaamlapjes die de landschappelijke inpassing meer kwaad dan goed doen. Er zijn geïntegreerde landschapsplannen en ontwerpen nodig waarin het landschap multifunctioneel en meerzijdig wordt benaderd. Zowel het esthetische, het ecologische als het erfgoedaspect moeten aan bod komen.
De steden in Zuid-Oost-Vlaanderen laten momenteel kansen liggen om het landschap te laten binnendringen in de stad door bijvoorbeeld beken en rivieren op te waarderen, nieuwe parken aan te leggen en woonprojecten te stimuleren waar groen een belangrijke rol speelt. Ronse heeft de noodzaak aan groene stadsvernieuwingen wel begrepen en toont met het woonproject ‘De Kloef’, recent herdoopt in ‘de stadstuin’, dat het belang hecht aan leefkwaliteit. Op een braakliggend terrein aan de rand van de stad wordt een woonwijk aangelegd waarin een hedendaags landschappelijk park het hart vormt van de wijk en verschillende verblijfsfuncties worden verenigd. De stad bouwt er zowel sociale woningen, als flats, huizen voor tweeverdieners en een hotel voor toeristen. Het feit dat Wirtz International[5] de groene long mag aanleggen, is een duidelijk signaal (meer info www.ronse.be) van de stad.
Een landschapsvisie voor Zuid-Oost-Vlaanderen
In Zuid-Oost-Vlaanderen ontbreekt een grondige discussie omtrent landschappelijke kwaliteit. Het landschap wordt wel opgevoerd als een troef, maar er wordt structureel bijzonder weinig ondernomen om waardevolle landschappen te bewaren of te beschermen. De gemeenten besteden in hun ruimtelijk structuurplan geen concrete of slechts summiere aandacht aan landschapszorg-, -behoud of -ontwikkeling. Nochtans biedt het gemeentelijk structuurplan mogelijkheden om via een RUP waardevolle landschappen te beschermen[6].
Landschap wordt ook te weinig aanzien als een mix van elementen die evolueren in de tijd. Wie landschap zegt, denkt meestal aan een mooi vergezicht, een kronkelende weg of een hoogstamboomgaard, terwijl een landschap evengoed het silhouet van een stad, industriezone of wegeninfrastructuur inhoudt. Als men het landschap belangrijk acht voor het toerisme in de streek, dan bedoelt men in hoofdzaak de vele mooie vergezichten die men echter niet kan isoleren. Wil men streven naar ‘Vlaanderens Mooiste landschap’, zal men er vroeg of laat toch moeten toe komen om een landschapsvisie uit te werken voor heel Zuid-Oost-Vlaanderen. Men zal verder moeten kijken dan zijn blikveld en ook durven dingen in vraag stellen en voorwaarden opleggen bij de bouw van nieuwe infrastructuur. Het landschap heeft zowel een esthetische als een natuurwetenschappelijke, culturele, sociaal-economische als structurerende waarde. Met andere woorden, wil men de kwaliteit van het landschap verbeteren, dan zal men moeten zoeken naar een evenwicht tussen al deze elementen. Men kan wonen en werken niet uitsluiten in het landschap. Het is al evenmin de bedoeling om van de Vlaamse Ardennen een landschappelijk museum te maken. Nieuwe ontwikkelingen zullen zich sowieso voordoen, men kan dus maar beter een visie uitwerken om het op een kwaliteitsvolle en landschappelijk geïntegreerde manier te laten verlopen, te beginnen bij de N42. Het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat vandaag in de Vlaamse Ardennen bossen, al zijn het populierenbossen aan de rand van een woon- én natuurgebied, verdwijnen om er een verkaveling - zonder randvoorwaarden - van te maken. In dergelijke gevallen zou de overheid een landschapseffectenstudie en een onderzoek naar de behoefte aan bijkomende woningen moeten eisen vooraleer er vergunningen worden uitgereikt. Het getuigt niet van een kwaliteitsvolle visie als men om het even wat neerzet in het buitengebied, ook al is het in een woonzone.
Wanneer het Streekoverleg werkt aan een ontwikkelingsvisie voor de regio, dan mag men de landschappelijke discussie niet achterwege laten en moet men ook krijtlijnen uittekenen voor een betere ruimtelijke kwaliteit, al was het omdat het kansen biedt voor tewerkstelling. De Vlaamse Ardennen hebben nood aan een goed onderbouwde plattelandsontwikkelingsvisie waarin ook de identiteit van de regio een rol speelt, zonder te vervallen in clichébeelden van windmolens en kapelletjes. Het zou onjuist zijn te beweren dat er geen goede planvoorbeelden bestaan of dat er nog geen acties werden ondernomen om het landschap in de Vlaamse Ardennen te beschermen. Het blijft echter bij geïsoleerde ideeën. Waar Zuid-Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Ardennen nood aan hebben is een landschapsvisie en een landschapsplan op een groter schaalniveau dat niet alleen kijkt naar het verleden, maar ook naar de toekomst. Voor het behoud van de landschappelijke kwaliteit in de Vlaamse Ardennen moet de provinciale en lokale overheid verder gaan dan wat vandaag in de ruimtelijke structuurplannen is voorzien. Er moeten randvoorwaarden worden opgelegd, beschermingsmaatregelen uitgevoerd, identiteitsbepalende elementen geïdentificeerd en ondersteund en de landschappelijke inpassing van industriezones en lijninfrastructuur verplicht, ook met terugwerkende kracht. Er blijft natuurlijk het knelpunt van de sanctionering bij verstek. Het is evenwel hoopgevend dat men vanuit verschillende hoeken – ook toerisme - aandacht krijgt voor het landschap en dat er her en der toch schuchtere pogingen ontstaan om zorg te dragen voor ‘Vlaanderens Mooiste landschap’.
Aandacht voor landschap in Vlaanderen
Vlaanderen is in beweging. Gespecialiseerde studiebureaus en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) werkten al diverse landinrichtingsplannen uit waarin veel aandacht wordt besteed aan het landschap en waar landschap op een meervoudige manier wordt benaderd, alleen zijn nog maar weinig van deze ontwerpen echt uitgevoerd. De realisatie van dergelijke grote projecten vraagt tientallen jaren. Voorbeeldprojecten zijn onder andere De Merode (www.demerode.be), Parkbos Gent of het Schelde-Landschapspark.
De Vlaamse Landmaatschappij (www.vlm.be) is ook actief in de Vlaamse Ardennen, al gaat het daar vooral om ‘eiland’-projecten. Bij de inrichting van de Gaverse Scheldemeersen werd bijvoorbeeld aandacht besteed aan het authentieke landschap; voor de archeologische site Ename is een inrichtingsplan uitgewerkt voor de onmiddellijke omgeving van de site; de nieuwe ruilverkaveling in Sint-Lievens-Houtem zal niet alleen de structuur van de landbouwpercelen veranderen, maar er wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om nieuwe wandel-, fiets- en landbouwwegen aan te leggen, streekgroen aan te planten en kleine landschapselementen te herstellen. In deze context mogen we zeker ook de inspanningen van het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen niet vergeten. Zij lanceren tal van kleinschalige projecten om het authentieke Vlaamse Ardennen landschap in ere te herstellen. Ook de inspanningen van het Milieufront Omer Wattez[7] en Natuurpunt vzw dragen bij tot het behoud van het Vlaamse Ardennen landschap.
[1] ‘Onderzoek naar het profiel, het gedrag, de motivatie en de bestedingen van de recreatieve verblijfstoerist in de Vlaamse regio’s anno 2005.’ Uitgevoerd door M.A.S. (Market Analysis & Synthesis) in opdracht van Toerisme Vlaanderen.
[2] Streekoverleg Zuid-Oost-Vlaanderen: overlegstructuur onder de paraplu van de vzw Erkend Regionaal Samenwerkingsverband met het Regionaal Economisch Sociaal Overleg Comité (RESOC) en de Sociaal-Economische Raad voor de Regio (SERR) in Zuid-Oost-Vlaanderen. www.streekoverlegzov.be
[3] Het dossier N42 zorgt voor heel wat deining in de regio. In 1994 werd door AWV een vergunning aangevraagd voor de bouw van een brug die noodzakelijk was voor de aanleg van een nieuw tracé door landschappelijk waardevol gebied. De brug kwam er, de weg zelf nog niet omdat buurtbewoners en een actiecomité zich ertegen verzetten.
[4] Bart Van Moerkerke (2009), “Een ring is een weg in het landschap,” Ruimte 3-2009.
[5] Belgisch landschapsarchitectenbureau, opgericht door Jacques Wirtz, dat internationale erkenning geniet en wereldwijd tuinen en landschapsparken aanlegt.
[6] Gebieden die aangeduid als ankerplaats (of delen van een ankerplaats) in de landschapsatlas kunnen via RUP herbevestigd worden en het statuut van erfgoedlandschap krijgen.
[7] Milieufront Omer Wattez (MOW) is een regionale milieuvereniging die handelt in de geest van heimatschrijver Omer Wattez. MOW wil de leefomgeving, met natuurlijke en cultuurhistorische waarden beschermen of herstellen. De vereniging bestrijdt inbreuken tegen de ruimtelijke ordening, natuurbehoud, landschappen en monumenten, vervuiling van waterlopen, bedreigingen van de lucht- of bodemkwaliteit. Info: www.milieufrontomerwattez.be