Verkenning van een land-schap

Trivialiteiten en andere waardevolle verhalen gesprokkeld langs Vlaamse Ardennen wegen.

vrijdag 21 september 2012

Landschap, een schepping van ons brein

Wanneer een mens zich regelmatig in het landschap begeeft, om te wandelen, te fietsen, te recreëren, zich van a naar b te verplaatsen, dan komt op een gegeven moment het onvermijdelijke: “Wat is dit eigenlijk? Hoe verhouden de dingen zich tot elkaar? Waarom is het zo? Wie regelt dit hier allemaal? Wie zorgt er voor? En vooral, waar gaat het met dit alles naartoe? Een vermaledijt moment zowaar waarop een queeste begint…

(deel I)

Ik ben niet de eerste of enige en dus ook geen zonderling die zich afvraagt welke rol de mens in het landschap speelt en welke impact het landschap heeft op de mens. Neen, velen zijn mij voorgegaan… Jean-Jacques Rousseau, Georg Simmel, Ton Lemaire, Johan Pas, Marc Antrop, Han Lörzing, Hans Leinfelder,… schrijvers, filosofen, stedenbouwkundigen, architecten, kunstenaars, maar ook doodgewone wandelaars. Als je je verdiept in de landschapsliteratuur raak je snel verdwaald. Je ziet door de bomen het bos niet meer. En laat dat nou net zijn wat je nodig hebt als je het landschap bestudeert, als je op zoek bent naar de geest van een plek (de genius locus). Je hebt een holistische blik nodig om het overzicht te bewaren. Tijdens mijn queeste ben ik vele definities van landschap tegengekomen. Sta mij toe dat ik er enkele geef zodat u mijn pad beter zou begrijpen.

In de Europese landschapsconventie (2000), een geratificeerde overeenkomt, doch geen wet, wordt landschap bepaald als “een gebied, zoals waargenomen door mensen, waarvan het karakter het resultaat is van de actie en interactie tussen natuurlijke en/of menselijke factoren. “ Ton Lemaire geeft in zijn alom geprezen “Filosofie van het landschap“ een gelijkaardige – doch niet gelijke - omschrijving: “Landschap is, goed beschouwd, nooit land of natuur zonder meer, maar een deel van het aardoppervlak dat door ons als een zekere eenheid wordt gezien en beleefd. Natuur en omgeving oefenen een werking uit op de zintuigen, maar landschap houdt een bepaalde ordening en afgrenzing in tot een betekenisvolle eenheid. “ Beide citaten wijzen op een consensus aangaande het aanvaarden van de rol en de betekenis van de mens, het individu, in relatie tot het begrip landschap. Het kijken en beleven van het landschap is dus persoonsgebonden. Zou onze beeldvorming misschien een gevolg kunnen zijn van perceptie? Het bestuderen van het landschap vanuit verschillende perspectieven, bijvoorbeeld mijn engagement ten aanzien van de natuur, mijn werk in het kader van toeristisch-recreatieve ontwikkelingen, mijn samenwerking met de landbouwsector of het consulteren van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, heeft mij gedwongen mij te verplaatsen in verschillende invalshoeken. De plek waar we leven, samenleven, is het resultaat van interacties, met andere woorden, een bij voorbaat interdisciplinair gegeven. In ruimtelijke ordening zoekt men naar verzoening, een gezamenlijke visie die aanvaardbaar is voor elke landgebruiker. Probleem is echter dat mijn blik verandert al naargelang ik een andere bril opzet. Landschapszorg is vanuit ecologisch standpunt voornamelijk het behoud en de verbetering van de biodiversiteit, terwijl in de erfgoedsector de bescherming van cultuur, archeologische sites en artefacten voorop staat. In het landschap staan mensen soms loodrecht tegenover elkaar. Hoe verzoen je dit? Waar situeren zich de grootste noden? Neem twee boeren en ze verstaan elkaar al niet, laat staan dat een boer en een natuurbeschermer tot een vergelijk komen? Waar ligt voor mij de essentie? En voor u? Opvoeding, ervaring en persoonlijke interesses kleuren het landschapsbeeld en de –verwachtingen. De intensiteit van dat beeld wordt beïnvloed door het seizoen, de tijdsgeest, licht en donker, door de tijd tout court. Studie van het landschap heeft mij geleerd dat niet alleen perceptie en tijd, maar ook context bepalend is bij de analyse of beoordeling van een plaats of plek. Heeft u zelf al niet ervaren dat een gemoedstoestand een heel andere waardering kan teweegbrengen? Een plek heeft een verschillende impact op de beleving in uw vrije tijd of gedurende een werkmoment. Han Lörzing zegt hierover in De angst voor het nieuwe landschap: “Onze interpretatie van het zichtbare wordt sterk beïnvloed door de achtergrondkennis daarvan. Zelfs het ontbreken van kennis kan van invloed zijn op de beleving.” Als de interpretatie van een landschap zo afhankelijk is van verschillende invloeden en factoren, kunnen we dan wel een definitie van ‘het’ landschap maken? Is het wel correct om een landschap vanuit één standpunt te beoordelen en vanuit die visie plannen maken voor de toekomst? Wat zien we eigenlijk? Bestaat landschap wel? Of is het alleen maar een subjectief beeld dat gecreëerd wordt in onze hersenen vanuit het verleden en ingegeven voor uiterst individuele gewaarwordingen in ervaringen?

(deel II)

Lang voor Ton Lemaire schreef de Duitse denker Georg Simmel in 1912 zijn ‘Filosofie van het landschap’, een essay waarbij de auteur ons inzicht verschaft in de manier waarop de mens naar het landschap kijkt en meer bepaald hoe de kunstenaar erin slaagt het landschap te re-creëren . Als wetenschapper, pragmaticus en mens in de wereld, blijf ik echter op mijn honger zitten. Het essay geeft mij vooral inzicht in de manier waarop kunstenaars en filosofen naar landschappen (kunnen) kijken en er (soms) mee omgaan, maar het leert mij niets over de daadwerkelijke omgang en zorg voor onze leefomgeving. Voor sommigen zal deze beschrijven van Simmel allesomvattend zijn omdat het attendeert aan het overstijgen van de afzonderlijke delen, terwijl het voor mij een weliswaar zeer boeiende, doch eenzijdige benadering blijft. De filosofische en artistieke invalshoek toont één facet van landschapsbeleving, maar de eerder geformuleerde definities indachtig vraagt het landschap meer dan een filosofische kijk of artistieke verwerking. Een landschap is niet alleen een subliem beeld van een weids vergezicht, het is ook meer dan een idyllisch plekje of een kwetsbaar stukje natuur waar planten bloeien en dieren hun biotoop hebben. Het is ook de omgeving waar we leven, werken en ontspannen, met andere woorden, het is de plek waar we huizen bouwen, straten en infrastructuur aanleggen, op vakantie gaan, de natuur beschermen en zingeving zoeken. Heel de aarde is (breekbaar) landschap. Gebieden worden geografisch, natuurlijk of bestuurlijk afgebakend waardoor er cultuurlandschappen ontstaan met een eigen identiteit. De waarde die we aan de landschappen hechten is afhankelijk van de manier waarop we er mee omgaan en de context waarin we ons bevinden. Ik ga ervan uit dat we allen wijs genoeg zijn om het niet eenzijdig te bekijken. Dat het niet of economisch of ecologisch of sociaal of religieus is, maar én. Een duurzame omgang met het landschap vereist dit. Het gaat immers om onze habitat waar we aan al onze behoeften, bewuste en onbewuste, positieve en negatieve, moeten voldoen. En als ik zeg ‘we’ dan bedoel ik ook ‘we’. Een egocentrische en eenzijdige blik op het landschap schept spanningen. Het is hier dat de woorden ‘begrip’, ‘respect’ en ‘empathie’ voor mij betekenis krijgen. Wie we ook zijn en wat we ook doen, er is altijd nog die andere mens die even kwetsbaar en behoeftig is. De meervoudigheid van het landschap wordt door Ton Lemaire e.a. perfect verwoord in Landschap in meervoud. Perspectieven op het Nederlandse landschap in de 20ste en 21ste eeuw. Een meer wetenschappelijke ontleding wordt aangereikt door Marc Antrop in Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen. Beide auteurs zijn het eens dat onze kijk op het concept landschap een en-en verhaal moet zijn dat je best holistisch benadert. Landschapsarchitect Han Lörzing bewandelt de middenweg tussen ‘matter’ en ‘mind’. Hij introduceert in The nature of landscape. A personal quest, vier landschapslagen waarin hij de relatie tussen mens en landschap uitlegt. Hij onderscheidt een ‘layer of intervention’ welke refereert naar de mens als ‘maker’ van het landschap. De ‘layer of knowledge’ omvat onze (voor)kennis van het landschap, terwijl de ‘layer of perception’ eerder verwijst naar de objectieve dan wel subjectieve manier waarop we naar het landschap kijken. De ‘layer of interpretation’ ten slotte laat onze persoonlijke emoties een rol spelen. Lörzing distilleert hieruit verschillende landschapsvisies of –benaderingen: namelijk de traditionele, de rationele, de romantische en de ecologische. Als ik deze analyse op mezelf projecteer, kom ik opnieuw uit bij een en-en verhaal. Soms is mijn benadering gebaseerd op de gebruikelijke omgang binnen een bepaalde sector, soms op rationele analyses, maar even vaak op emotie en melancholie. Op andere momenten is ze puur ingegeven door ecologische inzichten en bezorgdheid voor de natuur en het milieu. Ik geniet van het landschap, maar even vaak maak ik er mij ook zorgen om en wind ik mij op.

Landschap is met andere woorden een complex gegeven dat bestaat uit zowel objectieve elementen als subjectieve beoordeling. De ervaringen van mensen zijn immers persoons-, tijds- en contextgebonden. De benadering, de manier waarop we met het landschap omgaan, gebeurt vanuit diverse invalshoeken: filosofisch, economisch, religieus, ecologisch, maar ook rationeel én emotioneel. Een op het eerste zicht statisch gegeven (een landschapsbeeld) blijkt in wezen dynamisch te zijn.

(deel III)

De mens gaat bij een wandeling, in zijn eigen omgeving of op reis, vaak op zoek naar idyllische plekjes. Sterker nog, we verwachten er te zien. Is dat niet zo, dan beoordelen we de tocht als teleurstellend. Verwachting en teleurstelling hebben een causaal verband. Wat is idylle eigenlijk? We hebben er misschien wel een klaar beeld van in ons hoofd, maar het is een beeld gevormd door onze eigen ervaring en educatie. Eerdere schoonheidsbelevingen of transcendente ervaringen in de natuur en het landschap creëren een verlangen. Een behoefte om dat gevoel opnieuw te beleven. Stilte, harmonie, authenticiteit en een zekere vorm van gaafheid leiden vaak tot een esthetische beleving die ons leven lang bij blijft. Ook de landschapsschilders uit de 17e en 18e eeuw (en later) beïnvloedden onze verwachtingen en denkbeelden op het landschap. Ervan uitgaan dat de idyllische beelden die we van hen kregen een perfecte weergave is van de realiteit toen, is onvoorzichtig. Het veroorzaakt een spanning in ons denken dat hoofdzakelijk gebaseerd is op een artistieke uiting. Ons verlangen naar de terugkeer van arcadische of bucolische landschappen is utopisch om de eenvoudige reden dat idylle een mythe is. Maar waarom zouden we niet de hoop mogen koesteren om af en toe het sublieme te ervaren dankzij de confrontatie met een ‘idyllisch’ landschap. De idylle is een creatie van onze eigen geest, al dan niet beïnvloed door de kunst. Het is een relatief begrip dat men moet plaatsen in zijn tijdsgeest en context. Wanneer Jean-Jacques Rousseau tijdens één van zijn wandelingen in de ongerepte natuur plots botst op een kousenfabriek, wordt zijn perceptie van idylle aangetast. Omer Wattez kon zich eind 19de eeuw ook al druk maken om de verloedering van de Vlaamse Ardennen. De teloorgang van het aardsparadijs is ingezet met de komst van de mens. Betekent de illusie van de idylle dat we het landschap aan haar ‘lot’ - of de macht van het geld - moeten overlaten? Dat we niet moeten ingrijpen als de harmonie wordt verstoord? Geenszins!

Landschapsonderzoek (filosofisch, wetenschappelijk, artistiek, e.a.) heeft ons geleerd dat het landschap verschillende ‘waarden’ heeft. Men onderscheidt onder andere de identiteitswaarde (herkenbaarheid, cultuurwaarde), de gebruikswaarde (het landschap als productie- en consumptielandschap) en de belevingswaarde (beeld- en omgevingskwaliteit). De dienst Ruimtelijke Ordening van de Vlaamse Gemeenschap voegt er een waarde aan toe: de ‘toekomst’waarde . Een gebied, een landschap, hoe het ook gepercipieerd wordt door de mens (idyllisch, verstedelijkt, verwaarloosd, historisch, lelijk, afgeleefd, onbewoonbaar, …) heeft altijd een toekomst, zowel voor de natuur als voor de mens. Hoe we met die toekomst omgaan, hangt af van onze verwachtingen en de draagkracht van de fysische en natuurlijke elementen. ‘Onze verwachtingen’ is een amalgaan van dromen, behoeften, noden, materiële en immateriële zaken bijeengesprokkeld door mensen die een plek, een omgeving en de natuur delen. Ons (toekomstig) landschap is een cultuurlandschap opgebouwd en vormgegeven door objectieve elementen, maar subjectief ervaren door de mens. ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet”. Een plek met weerloze plantjes om te koesteren of een ruigte met onkruid om te verdelgen? Erfgoed dat een waardevol verhaal vertelt of krotten die een nieuwbouw in de weg staan? We zien wat onze eigen herinneringen, kennis en dromen ons ingeven. Ook morgen blijft een landschapsbeeld een schepping van ons eigen brein. Dat het landschap verandert, een dynamiek vertoont, is niet zozeer het probleem, wel de manier waarop het verandert, aldus Ton Lemaire. Het is de laatste honderd jaar te snel, te grof en te grootschalig verlopen. Heeft het idyllisch landschap dan nog een toekomst? Wel als we een zekere traagheid toelaten in de evolutie zodat onze hersenen kunnen wennen aan de veranderingen en de vernieuwde identiteit meenemen in onze toekomstige herinneringen. De mens moet in staat zijn om zich ‘thuis’ te voelen in zijn nieuwe omgeving. De idylle heeft een kans in nieuwe landschappen als we waken over een zekere gaafheid, als we zorgen voor harmonie, als we een grote natuurlijkheid toelaten, stilteplekken garanderen en de band met ons verleden niet verliezen.

Chris L. De Smedt, september 2012.

Bronnenlijst
- Antrop, M. (2007). Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen. Gent: Academia Press
- Kolen, J., & Lemarie, T. (1999). Landschap in meervoud. Perspectieven op het Nederlandse landschap in de 20ste en 21ste eeuw. Utrecht: Samenwerkende Uitgevers VOF.
- Lemaire,T. (2007). Filosofie van het landschap. Amsterdam: Ambo
- Lemaire, T. (2011). De Val van Prometheus. Amsterdam: Ambo
- Lörzing, H. (2001). The nature of landscape. A personal Quest. Rotterdam: 010 Publishers
- Lörzing, H. (1982). De angst voor het nieuwe landschap. ’s Gravenhaghe: Standaarduitgeverij
- Simmel, G. (1912). De filosofie van het landschap. Tentoonstellingscatalogus Sense of Place (2012). Brussel: Bozar Literatuur
- Wattez, O. (1890). De Vlaamsche Ardennen. Gent: Willemsfonds